Het was er nog niet eerder van gekomen, zei Zus toen ze belde, maar nu was ze “spullen en herinneringen van Yolo” aan het uitzoeken. En daarom had ze besloten dat ze mij eens wilde bellen.
“Jij hebt wat verhaaltjes opgeschreven?”
Ik knikte door de telefoon alsof knikken hoorbaar was. Altijd dezelfde zinloze actie. Een niet af te leren gewoonte, lijkt het.
“Een paar, zei ik, maar niet de moeite waard misschien want ze gaan ook over mij. Zal ik je anders bijpraten wat mijn herinneringen zijn aan haar? Zou je dat fijn vinden?”
Het was stil aan de andere kant van de telefoon. Misschien knikte zij ook?
“Ik heb het niet zo op psychologen” zei Zus.
Ze had vast niet geknikt in de stiltemomenten..
“We waren gewoon twee mensen die praatten, zei ik, ik speelde niet haar psycholoog.”
“Ze had je toch ingehuurd als psycholoog?” vroeg Zus
“Ze huurde me niet in en ze had geen psycholoog nodig, zei ik. We hebben gewandeld en gepraat. Mens tegen mens. That’s all.”
Weer die stilte aan de andere kant van de lijn.
“Maar jullie waren ook geen vriendinnen” zei Zus.
Okay dit gaat te moeizaam. Ik besloot het makkelijker te maken en bood haar aan die paar blogs te mailen. En ik wenste haar nog sterkte met het uitzoeken van spullen. Het leek me een vreselijke zware taak.
“Carina….Misschien wil ik je toch wel zien. Kunnen we samen jullie route wandelen? Als je me maar niet gaat analyseren”
“Tuurlijk niet, zei ik, ik zal wat herinneringen delen die gedeeld mogen worden. En de route lopen. We kunnen niet de koffietentjes in helaas”
En zo liep ik daar ineens weer. Zonder Yolo. Met Zus van. Ik vertelde wat. Zus vertelde wat. We volgden de route waar Yolo en ik ruim een uur over deden. Nu liepen Zus en ik deze in 35 minuten. Ze had wat vragen die ik kon beantwoorden dus zinloos was het niet maar na een half uur was alles gezegd. Ik kreeg ook informatie die ik niet wist. Ze was begraven zoals nu de meeste mensen worden begraven. In klein gezelschap. Er liep een rilling over mijn rug. Eenmaal bij onze fietsen keek ze me voor het eerst echt aan. Er was anderhalve meter tussen ons. Ze hield zich aan de richtlijnen. “Dank” zei ze.
“Graag gedaan” zei ik.
Om het laatste restje spanning weg te halen en met wat luchtigheid af te sluiten vroeg ik: “Viel ik mee voor een psycholoog” (ik had geen enkele persoonlijke vraag gesteld).
“Ja, zei ze opgelucht zonder lach, dat stuk viel mee”
Het laatste restje spanning bleef.
We schoven beiden het sleuteltje in het slot. Ze keek me nogmaals aan en wilde duidelijk nog iets zeggen. Ik wachtte tot ze voorbij haar aarzeling was.
“Yolo zei, zei Zus, dat je haar goed kende. Dus ik nam aan dat je haar geanalyseerd had? En haar familie ook. Mij dus ook.”
Ik slikte. Dit was precies het punt. Ik had het super weinig gehad met Yolo over haar gewone leven. Over haar context. Haar familie was nauwelijks ter sprake gekomen. Dat deed er ook niet toe. Dat zat gewoon goed. Toch? Andere dingen gingen in ieder geval voor.
“We praatten niet zoveel over familie, zei ik, en ook niet over problemen. We praatten over van alles wat zij aandroeg. Kleine dingen, grote dingen en we dronken koffie” (en wijn, dacht ik erachter aan)
“Hoe vaak heb je haar gezien?”
“Een keer of tien”
“Hoe kan je haar dan zo goed kennen…” zei Zus schamper.
Ik haalde mijn schouders op en besloot er niet om heen te draaien. Zelfs niet als er afweer en barsheid en wantrouwen tegenover me staat met de fiets van het slot.
“Omdat, zei ik, omdat zij mij toeliet en ik liet haar toe. Er was een echte ontmoeting vanaf het eerste moment. We snapten elkaar. Ik was dol op haar. Ik heb gehuild toen ze afscheid nam en gehuild toen ik hoorde dat ze dood was. Alles wat nodig is om iemand te leren kennen is toelaten en toegelaten worden, toch? Met sommige mensen is er die klik. We hadden meer een connectie van hart tot hart” zei ik – met bijbehorende gebaren.
“Voor mij is dit vage bullshit, zei Zus. Maar dank je wel voor deze wandeling. Ik ga weer.”
Ze stapte op haar fiets en vertrok. Ik heb haar nagekeken tot ze zo klein was dat ik het niet meer scherp zag. Wtf Yolo…we waren nog niet klaar met praten!
Ik stapte ook op de fiets. Een onverklaarbaar groot gevoel van eenzaamheid daalde op me neer. Het drukte op mijn rug en schouders. Een steen vormde zich in mijn maag. Ik besloot om de brug in volle vaart op te fietsen, alsof de snelheid de eenzaamheid kon afschudden. Hijgend kwam ik aan in de fietsengang van de flat. Ik kuchte, snufte en veegde een beetje snot met m’n hand weg. Twee mensen staarden me vol afgrijzen aan en deinsden achteruit. Even was ik in de war. Zo vies was dit toch ook weer niet? Toen schoot het me weer te binnen…oh ja..Corona. Het tijdperk van de afstand.