Het was of de duvel ermee speelde. Iedere keer als er één specifiek intervisiegroepje op de agenda stond, gebeurde er iets pijnlijks. Niet pijnlijk in psychologische zin want dat hoort of mag best, mits het beperkt blijft tot de intervisiedeelnemers natuurlijk. Het betrof nu gewoon fysieke pijn. Niet bij de deelnemers maar bij mij. En dat is een stuk onhandiger.
De eerste keer van het drieluik had ik haast. Dat is niet raar. Ik heb vrijwel altijd haast. Dat is enerzijds een planningsprobleem maar anderzijds houd ik van acteren op het randje. De vraag “Ga ik het halen of niet?” levert mij een hele leuke spanning op. Racen tegen de klok. Tussen- achter- voor mensen langs schieten, treetjes van de trap afspringen, lift in en dan het knopje (deuren dicht) binnen een tiende seconde indrukken en vasthouden. Leuk. Maak ik het tevens weer wat spannender voor ander “racers”. Het gaat vaak mis trouwens; dan haal ik het net niet. Maar kennelijk is dat voor mij niet straffend genoeg of weegt het niet op tegen de vreugde (beloning) van het net wél halen. Nu had ik een parcours van poortjes. Van die poortjes van heel dik glas, die openschuiven als je je werkpas aanbiedt tegen het aangegeven plaatje. Pasje aanbieden, poortjes heel snel open, er doorheen, poortjes heel snel dicht. Niemand schijnt dat eng te vinden. Ik ben altijd doodsbang dat de poortjes net dicht gaan als ik ertussen sta – met die agressieve Max Verstappen vaart van ze – vol tegen mij aan. Gewoon, omdat het kan en het leven anders ook echt te saai voor die poortjes is. Maar nu had ik haast dus ik dacht niet na. Ik aarzelde ook niet. Ik rende door de poortjes. En toen gebeurde het. Met een klap gingen de poortjes dicht toen ik er net tussen stond. Precies wat ik altijd vreesde. Een zo’n glazen deurtje kwam met een klap tegen mijn arm aan. Pijn schoot door mijn lijf. Wat deed dat verrekte zeer. Ik haalde het om op tijd bij intervisie te zijn maar ik kon niet meer goed luisteren. De pijn in mijn arm zeurde en klopte hevig. Wrijven over de arm hielp ook niet. Alle concentratie was weg.
De tweede keer van het drieluik was pijn in combinatie met paniek. Twee voor de prijs van één dus. Bij de start van intervisie krijgen de AIOS wraps met vulling als zoethouder tegen de hongerklop. Ik eet ook wel eens zo’n wrap. De gevulde wraps worden bij elkaar gehouden door een bamboestokje, met aan het einde een krul erin. Ik at mijn wrap en trok het bamboestokje eruit. Het was korter dan gebruikelijk maar ik sloeg er geen acht op want ik luisterde. We waren net begonnen. Het was een kip kerrie wrap. Ik sloeg de AIOS gaande die aan het woord was, terwijl automatismen zich voltrokken. Kauwen kauwen slikken…en op slag wist ik waarom het stokje korter dan gebruikelijk was. In mijn hoofd begonnen mijn gedachten als een oud Hollands gedichtje a la “Jantje zag eens pruimen hangen” een eigen gedichtje te starten. Mijn variant was “er blijft een stukje bamboestokje achter in mijn keel”. Benauwd keek ik naar de AIOS tegenover me. ‘Gaat het goed?’ vroeg ze. Nee, zei ik. En ik herhaalde de eerste dichtregel. Met een mengeling van medeleven en bezorgdheid keek ze me aan. ‘Ja, blijven slikken nu maar, zei ze, want je kunt nu niet meer terug’. Ik kreeg water en stukjes droge wrap gevoerd. Maar dat stokje bleef zitten. Het ging pijn doen. En kloppen. Pareltjes zweet vormde zich op mijn rug. De intervisie voltrok zich, ik heb de sessie uitgezeten maar ik kon niet meer goed luisteren.
De derde keer wilde dezelfde groep – wegens mooi weer en altijd maar binnen zitten – een keer naar buiten. Het werd het dakterras. Daar scheen nog even de zon. Daar konden de wraps ook worden gegeten. Er werd belangstellend gevraagd naar mijn bamboestokje. Had ik dat nog gezien op het toilet? Gezien? Ehm nee….’Hmm, zei de AIOS, maar je moet toch weten of het eruit is of niet? Je wilt niet dat het voor een perforatie zorgt, toch?’ Ik kreeg bijna acuut pijn in mijn buik en zag – dankzij mijn goede visuele voorstellingsvermogens – beelden van darmlussen waar dan zo’n bamboestokje zich door naar buiten probeerde te wurmen. De AIOS zag dat ze me niet verder ongerust moest maken en nam mijn taak over: “We gaan beginnen!” Het werd koud. De zon ging onder. Ik had geen jas bij me. Om enigszins warm te blijven schoof ik mijn handen onder mijn benen. Het was een mooie teakhouten tuinbank die er erg afgewerkt uitzag. Toch was-ie dat niet want bij het schuiven schoof een dikke splinter zo het topje van mijn wijsvinger in. Ik trok mijn hand omhoog en zag het bloeden. ‘Oh zal ik hem er even voor je uithalen? vroeg bamboestokje-AIOS terwijl ze mijn vinger vastpakte en deze inspecteerde. ‘Oh het gaat niet, vervolgde ze, hij is afgebroken en je velletje is er helemaal af’. Dat verklaarde de plas bloed onder mij. De rest van intervisie probeerde ik onopvallend de afgebroken splinter naar buiten te wurmen door afwisselend te zuigen en duwen maar het was onsuccesvol geklungel. Hij zat te diep. De hele intervisie klopte de vinger en hing dat velletje daar verdrietig. Het belemmerde mijn luisteren.
Drie gehouden intervisiebijeenkomsten maar zonder aantekeningen zou ik absoluut geen idee meer hebben gehad waar het over ging. Ik herinner me wel de pijn en de twee categorieën mensen: de ongeïnteresseerde (het leeuwendeel) en de empathische (eentje) slag. De laatste slag wacht geduldiger en aanzienlijk langer met praten over eigen issues. Maar uiteindelijk gaat iedereen gewoon praten. Ik ook. Het is ten slotte werk. Waar waren we?
Toch denk ik dat deze vertaalslag – van de onmogelijkheid tot luisteren bij fysieke stress – ook rechtstreeks gemaakt kan worden naar emotionele stress. Verdriet en angst belemmeren je luistervaardigheden, je informatieverwerkingsvaardigheden, je focus en je geheugen. Bij mij tenminste. En ik weet inmiddels dat ik allerminst uniek ben in dit soort automatische processen. Maar wat te doen dan als je in zo’n periode – waarin emotionele stress hoogtij viert – van je leven zit? Kun je wel blijven werken eigenlijk? Sommige banen lenen zich er prima voor. Banen waar je in actie moet blijven bijvoorbeeld. Iets met je handen. Iets met je mond. Iets met beweging. Of banen waarin je creatief aan de slag kan met je pijn. Maar stilzit-banen waarbij je brein een centimeter ruimte krijgt om af te dwalen? Dat wordt al ingewikkeld. Luisterbanen (dokters, psychologen etc.) vereisen ook opperste concentratie. Handig als dan al veel geoefend hebt met meditatie en mindfulness waardoor je afdwalende gedachten wat beter in toom kunt houden. Maar dan nog…acht uur per dag blijft veel. Het is dodelijk vermoeiend sowieso.
Toch is werken fijn in tijden van verdriet. Het leidt wel af en laat alle emotionele stress daardoor gelimiteerd en gefaseerd toe in het bewustzijn. Een trage verwerking kan heel prettig zijn. Het gelimiteerde verwerken overdag schept wel veel ruimte om de rest te verwerken tijdens nachtelijke uren, vaak niet slapend, wat vervolgens de luister- en informatieverwerkingsvaardigheden, de focus en het geheugen ook niet ten goede komt. Dat is jammer. Die spiraal, daar moet je uit. Wandelen dan maar voor- of na werkuren? Of joggen. Of die racefiets op. Voor verstandige mensen dan. Met goeie schoenen ook nog, aangepaste kleding en een fiets met duizend versnellingen want anders volgt op de emotionele pijn ook nog de fysieke pijn. Laten we dat voorkomen. Maar ook een heel logische keuze, vooral voor de a-sportieve mens met een afkeer van verstandigheid, is toch dat roken. Een ingebouwde pauzetijd van twintig keer vijf minuten per dag. Het zorgt wel dat je kunt blijven werken. Het verhoogt de zorgkosten maar houdt de pensioenkosten ter balans in toom.
De enige andere mogelijke oplossing, waar ik Mark Rutte al over gemaild heb maar hij luistert niet goed, is het invoeren van standaard meditatiepauzes. Te starten bij overheidsinstellingen. Minimaal acht keer per dag, tien minuten per uur. Aangekondigd met een leuke gong. Alleen voor de pijnlijders natuurlijk. Dat schept een band en stelt mensen gerust. Als je ziet dat de helft van je collega’s tachtig minuten per dag op een matje zit, dan dringt de boodschap wel tot je door toch? Je hoeft alleen maar op dat matje je mede-matgenoten meewarig aan te kijken en ze weten het: ik ben niet alleen. Zolang die pauzes niet ingevoerd worden, worden we omver gelopen, gerend en gerookt. En blijft Mark op zijn fiets. Logisch. Ik schat overigens in dat ik zelf steeds te laat zou zijn voor die tien minuten break. Maar dat terzijde.
Ter geruststelling overigens… ongewenste emoties als verdriet en angst zijn zelf limiterend. Dus alle pro-sport en anti-rook campagnes ten spijt stopt iedereen vanzelf met de gekozen activiteit. Zelf of met een beetje hulp. Zodra het kan. Daarom voor alle ongeruste vrienden en familieleden: dit was mijn manier om met heel veel woorden te zeggen “ik ook”. Ik stop ook. Vanzelf. Zodra het kan.