We zaten in een restaurant in SoHo, Greg en ik, en we hadden tot nog toe wat over koetjes en kalfjes gekletst. “Waar zou Soho eigenlijk voor staan? South wat?” Het was een tafeltje achteraan in een Italiaans restaurant. Ze draaiden daar jaren 80 muziek van voornamelijk Britse bands. Fijn sfeertje. Niet die DJ rotzooi die je veel in andere tentjes hoort. Een glas wijn kost in dit restaurant- en dan heb je echt niets bijzonders maar gewoon de smakeloze huiswijn – twintig dollar. Iets goeds is van een heel andere (geld)categorie. De maaltijden, die ik bezorgd zag worden bij de buurtafeltjes, leken mij – qua portie – eerder geschikt voor een peuter van 1,5 jaar. Voor het eerst maakte ik me zorgen of ik niet met honger weg zou gaan uit dit restaurant. Greg was enthousiast. Ze hadden kennelijk ook geweldige toetjes. “Low carb, high protein and low sugar” toetjes, zei hij met stralende ogen. Hij is veel met eten bezig. ‘Hopelijk iets met chocola wel?’ vroeg ik. Dat vult tenminste de gaatjes na de hoofdmaaltijd, dacht ik. ‘Oh zeker, vervolgde hij even opgewekt, en wist je dat chocola helemaal niet ongezond is?’ Ja dat wist ik.
Ik rommelde een beetje met m’n bestek en nam drie minislokjes van mijn wijn. ‘Zeg, peilde ik, ik heb hier een leuk iemand ontmoet en ik had je eigenlijk aan haar willen voorstellen maar laat ze nou net een leuke Ierse vent tegen het lijf zijn gelopen. Als dat niet werkt, moet je zeker maar eens contact met haar opnemen’. Hij keek me geamuseerd aan. ‘Waarom zou ik dat doen?’ vroeg hij. Ik verlegde weer nutteloos het bestek en keek om me heen waar de hoofdmaaltijd bleef. De ober kwam aangesneld met twee borden. Goden zij dank. Het onzichtbare beestje op mijn linkerschouder begon tegen me te praten toen ik mijn mes zette in het stuk dood dier op mijn bord. ‘Waarom vermijd je het onderwerp “naar huis gaan? ” vroeg het rotbeest. Nu werd ook het beestje op mijn rechterschouder wakker. ‘Eet en drink eerst wat’, zei dat veel zorgzamere dier. Ik keek om heen. Meestal weet ik – noem het maar een tik – bij binnenkomst direct waar de nooduitgang is. Het is nog nooit nodig geweest, een nooduitgang nemen, maar toch weet ik deze altijd te vinden. Nu was ik binnengekomen en hadden de ogen van Greg me eerder gevonden dan het lichtgevende bordje “emergency exit”. Ik vond de deur nu met mijn ogen, helemaal achterin de zaak. Het stelde, zoals altijd, op een rare manier gerust.
Coldplay begon te zingen. “Viva la vida” klonk het door de boxen boven ons. “One minute I held the key, Next the walls were closed on me, And I discovered that my castles stand, upon pillars of salt and pillars of sand…”. ‘Je slikt die hap door en dan ga je gewoon zeggen dat dit de laatste maaltijd ooit is met deze man’, zei het linkerschouder-beest streng. ‘Nooit is erg lang, zei het rechterschouder-beest, maar je intenties vertellen is wel een goed moment’. ‘Luister Greg, zei ik, ik begon niet voor niets over Melissa. Ik neem aan dat jij er hetzelfde over denkt. Ik heb hier geweldig leuke mensen ontmoet, in New York, en jij bent er één van maar de kans dat ik je op korte termijn – dit jaar – weer zie is nihil. Ik heb een druk leven en jij al helemaal. Ik denk dat dit ons afscheidsetentje is’. Ik haalde maar weer eens even adem. Dit was één ademteug. Maar het was eruit. Het beest had zijn zin gekregen. Greg keek me schijnbaar onbewogen aan maar ik zag de spierspanning in zijn lijf toenemen. ‘Want?’ vroeg hij. ‘Kom op, zei ik, het zou toch nooit werken? Ik ben een toerist! Als je in Rotterdam woonde of ik hier dan zouden we echt kunnen gaan daten. Kijken of het wat zou kunnen worden maar jij woont hier en ik woon daar – ik spreidde mijn armen zo wijd mogelijk alsof ik een kind van vier het begrip afstand ging uitleggen– dat werkt niet’. ‘Kom hier wonen dan’ zei hij terwijl hij zijn onderkaak naar voren klemde. Het klonk niet als een grapje maar ik besloot toch maar om het te behandelen als een grapje. ‘Nee joh; baan, kinderen, vrienden elders..haha’. ‘Je verdient amper wat’, bracht hij in als argument – nog steeds zonder een spoortje humor in zijn stem. We hadden het wel eens over salaris gehad. In New york ben je een beginner als je 125000 dollar per jaar verdient. Daar moet je niet te lang op blijven, op zo’n schamel inkomen. Dan ben je ronduit een loser. Ik had mijn salaris verteld en mijn perspectieven. Dat had hem in lachen doen uitbarsten. ‘Ik vind het zelf wel okay eigenlijk, had ik me verweerd, ik kan ervan leven en kinderen onderhouden en een maand van naar New York. In Nederland is dit een prima salaris’. Hij had ongelovig zijn hoofd geschud alsof ik – zonder het te beseffen ook nog – tegen de armoedegrens aanzat. Okay, stop de humor maar, dacht ik. Het werkt niet.
‘We kunnen bellen enzo’, ging hij verder. Ja dat kan, gaf ik toe, maar waar leidt dat dan toe? Ik blijf daar en jij bent hier. Er is geen groei mogelijk. Het staat steeds stil. Er zouden frustrerende momenten komen en dan zouden er vooral irritaties ontstaan. Het werkt niet. ‘Ik kom wel een keer iemand tegen binnen een straal van 25 kilometer en jij ook. Laten we dit afsluiten. Dat is toch ook mooi?’ Zijn onderkaak klemde nog meer terwijl zijn ogen fonkelden en niet van blijdschap. ‘Heb je thuis gewoon een relatie?’ vroeg hij voor mij “out of the blue”. ‘Nee’, zei ik. Ik kleurde rood. Ik kleur altijd rood als spanning voel. Hoe meer spanning in de kamer hoe warmer ik het krijg. Warm, warmer, warmst. ‘Je bloost, zei hij, dus je liegt’. Het is de graadmeter van spanning. Zal ik dat uitleggen? Gelooft-ie toch niet. Waar zat die nooduitgang ook alweer? ‘Geef toe dat je liegt, zei hij, er is al iemand anders. Je bent niet single’.
Met schrik dacht ik ineens aan mijn facebookgrap. De status verandering. De openbaarstelling daarvan. De schrik moet een paar seconden in mijn ogen zichtbaar zijn geweest. ‘Ik lieg niet’, bracht ik nogmaals uit maar zelf vond ik het ook niet overtuigend klinken hoe waar het ook was. ‘Ik weet genoeg’, zei hij en schoof zijn stoel met herrie naar achteren terwijl alle spieren in zijn lijf zich aanspanden. Ik was even bang dat hij het niet zou laten bij slechts opstaan maar ook nog een bord van tafel zou maaien. Dat deed hij niet. ‘Ik ga betalen. Ga jij maar terug naar je vent en je ontzettend schamen’. Ik wist niets meer te zeggen. Sprakeloos. Het lijkt een scène uit een hele slechte soap. Gebeurt dit echt? Zit ik hier nu alleen aan een tafeltje met alle buurtafeltjes die gesprekken staken en naar ons/mij kijken? Loopt die man echt weg? Ja! Die man loopt echt weg.
Wat te doen in zo’n situatie? Ik keek naar de volle borden. ‘Are you finished?’ vroeg de ober die kennelijk vanuit het plafond naar beneden was gezakt. Ehm ja.. ‘Hij moest ineens weg. Werk.’ zei ik verontschuldigend tegen de vragend kijkende ober. ‘Tuurlijk’, zei de ober. Of ik de desertkaart wilde? Nou laat maar. Ik moet ook weg.
Op de terugweg probeerde ik tot zeker zes keer toe mijn “weekly unlimited” metro kaart door het poortje te halen totdat een andere passagier me erop wees dat deze was verlopen. Oh ja. Ik moest een nieuwe. Gelukkig dat iemand me erop wees anders had ik het vermoedelijk nog 100 keer geprobeerd. Het was chaos in mijn hoofd. De machine waar ik kaartjes kon kopen was alleen in gebruik voor cash, niet voor creditcards. Ik had geen cash. Soho is een heel eind van Harlem, toch stapte ik naar buiten en begon te lopen. Op hakken dit keer, in plaats van op mijn fijne sneakers. Bij Central Park aangekomen bleef ik maar aan de rand lopen omdat Roommate me had gezegd dat ik overal in Manhattan kon lopen, ’s avonds laat, maar NIET in Central Park. Tenzij ik van een goede verkrachting hield. Mwah. Nee. De buitenste ring leek me veilig.
Het was een graad of vier inmiddels, de zon was weg maar ik kan me niet herinneren dat het koud was. Na een uur hielden beide beesten op de linker- en rechterschouder eindelijk hun mond. Ze waren eruit qua discussie. Ik had nooit iets gesuggereerd dat dit mogelijk een lange termijn relatie kon worden of een relatie überhaupt. Ik was altijd duidelijk geweest over het toerist zijn. Toen die stemmen staakten werd het tweede uur gelukkig rustig. Alleen mijn voeten zeurden. Ik zong zachtjes mee met mijn eigen playlist totdat de batterij van mijn telefoon op was maar toen liep ik inmiddels al oud en vertrouwd tussen de crackheads. Twee uur later dan mijn vertrek uit het restaurant stak ik mijn neus om de hoek van het appartement. Roommate boog haar hoofd om me te kunnen zien binnenkomen. ‘En?’ vroeg ze. ‘Drama’, zei ik. Haar gezicht klaarde op. ‘Haha dat dacht ik al. Al die ego’s hier in NY. Kunnen niet zo goed omgaan met afwijzing. Nou…Vertel!’. ‘Hij is Frans’, zei ik. ‘Zijn die heel anders?’ vroeg zij. Weet ik veel.. Ik schonk vieze wijn in, zij pakte eten. ‘Het is goed dat je de lijst met blunders wat uitbreidt, zei ze, anders blijf je steeds dezelfde verhalen vertellen’. ‘Ik pak ook even wat eten, zei ik, want ik heb enorme honger’. Ik denk dat Greg zeker 150 dollar heeft afgerekend en ik eet nu toast met pindakaas? Alleen een Nederlander kan zich daar druk over maken. Zeker eentje die tegen de armoedegrens aan zit…