Een land waar de olifanten lijken te regeren. Ik ben gestopt met het tellen van ontmoetingen na de eerste twintig exemplaren. Daarna zijn er vele gepasseerd. De meeste buiten de officiële parken om. Gewoon langs de weg: overstekend, etend of waterpijpen vernielend. Sommige op onbegaanbare weggetjes die er niet op hadden gerekend een auto te zien. De meeste olifanten negeerden ons volkomen. Een paar werden boos, vooral als we stilstonden. Een heel duidelijke non- verbale of soms verbale communicatie. De complimenten waard. Het hielt huis tussen “opgehoepeld” en “wil je klappen?” Getoeter en dreigende stappen richting auto. Naast de olifant was er sowieso veel wild. Overdag waren er talloze jakhalzen, allerlei soorten grazers, honderden soorten vogels, kikkers en een paar leeuwen langs of op de weg. ‘s Avonds hielden we met een vuurtje de wacht als we leeuwengebrul en hyena’s hoorden. Met de melkweg duidelijk zichtbaar gingen we het tentje in, waar we door de gaasjes de verschillende sterrenbeelden konden zien. Boogschutter was er altijd prominent.
Botswana. Het land van een paar geasfalteerde wegen en vele b-wegen. Een goede b-weg is van steen, gruis of gravel. Een slechte b-weg is een zandweg, met putten en diepe zuigende modderpoelen. Soms lag er in de modderpoel een grote onzichtbare steen. Als je daarop stuitte schoven je nieren drie centimeter naar boven. We zaten ook een paar keer muurvast, zoals een goed ontdekkingsreiziger betaamd. Vertraging die arriveert, als je het niet goedschiks doet komt het kwaadschiks. De mens moet toch vertragen. De wegen naar belangrijke bestemmingen waren soms totaal onbereikbaar. Dat zegt de Botswaan niet trouwens. Bij navraag – hoe de wegen zijn – is het antwoord steevast: “dat hangt af je rijdkunsten”. Andere toeristen die we tegenkwamen waren duidelijker. “Totaal onbegaanbaar. Alleen maar water, geen weg meer te zien. Je komt vast te zitten.” Omrijden dus. Soms 700 kilometer. Ongeacht de rijdkunsten. Lang leve tijd.
Botswana. Ook het land wat tot voor kort tot de armste landen ter wereld hoorde. Een paar steden, maar meestal vele kilometers niets. Supermarkten zijn er nog steeds nauwelijks. En als ze er zijn kun je er wasmiddel, meel, suiker en olie kopen. Wij wilden kaas, granola, chips, koekjes en yogurt zonder suiker. Heel raar. Hutjes zijn er des te meer. Nederzettingen (settlements) heten ze. De autobanden slapen op de daken, en houden en passant de golfplaat of rieten dakbedekking op hun plaats. Overal zijn koeien, geiten en ezels langs de kant van de weg; behorend bij de nederzetting. Onder baobabs worden spullen verkocht. Nauwelijks zwerfvuil, veel opgestoken handen in een vrijwel plat en verzengend heet land.
Botswana is intussen een stuk rijker. We weten nu hoe. Internationale toeristen betalen prijzen voor een kampeerplekken – gewoon een plek onder een boom tussen de dieren – waar je in Amsterdam een goed hotel voor hebt. Na een half jaar verblijf ben je als Europeaan bankroet, kan de auto na de schroothoop en is al je kleding verbleekt. Doorreizen is dus het devies na een paar weken wild paradijs.
Botswana is ook het land waar wifi of 4g nog Utopia is. Dat viel me eerlijk gezegd een stuk zwaarder dan het bed van één meter tien op het dak van de auto, de hitte, de koude douches, niet doorspoelende toiletten en spinnen naast wasbakken – als er al een douche of toiletblok was. Ofwel…de truttigheden van een onervaren kampeerder. De ervaren kampeerder – genaamd J – boog zich intussen over wat andere ongemakken waar ik “game over” had bedacht in een situatie alleen. Zoals het door water en modder waden, wat stonk als een riool, om een lier aan een boom te binden die de auto uit een moeras moest trekken. Het hakken van boomstronken met een botte bijl omdat er een vuurtje moest komen, want leeuwen, hyena’s en nijlpaarden waren echt om de hoek van de slaapplek. Ik maakte wel foto’s…
Waarom het me zwaar valt, het gebrek aan internet, heeft te maken met de afgesnedenheid. Ik heb zelf dit gekozen, deze reis en dit stuk. Dit is wat ik wilde. Interessant wat er dan gebeurt. Geen actualiteit, geen whatsapp, geen social media, geen mail. De angst om vergeten te worden stijgt op. Het nare gevoel van niet gemist worden, minder belangrijk te zijn, minder toe te voegen, minder onderdeel te zijn van. De wereld draait gewoon door natuurlijk. Ook als ik een paar weken op een andere planeet ben.
En nu, Botswana uit en Namibie in. Civilisatie én grotere armoede kwamen tegelijkertijd. Internet kon worden gekocht in bundels op kaartjes. De wildparken hebben hekken. Er zijn goede wegen. En zijn volop tankstations en winkels. Maar ook – tegen de grens van Angola aan – kinderen langs de kant van de weg met lompen aan en hongerbuikjes. Dat hadden we niet gemist in Botswana. Net als echte campings met andere mensen naast je. Zanderige douches, warm water op. Restaurantjes bij die camping. Verlichting naar je auto toe. Weg romantiek.
Maar…. dus ook contact met Nederland. Via whatsapp getuige zijn dat onze oude lieve kat, die na de verhuizing van ex-lief was zoekgeraakt, na drie maanden weer gevonden werd bijvoorbeeld. Gezond en wel. Als een kind zo blij was ik. Ook met de rest van de berichtjes. Klaar om weer terug te gaan naar de sprookjeswereld van de natuur. Kamperen zonder camping en wc en ongetwijfeld zonder bereik. Maar met douche, koelkast, pannetjes, wijn en een tent op dak. In het wild, aan de kust. Terug naar de romantiek, terwijl mijn kind jarig is in Nederland en daar met de mensen waarvan ik houd taart eet. Winst en verlies gaan hand in hand. Ook in het paradijs.