(deze blog is – net als alle blogs over YOLO destijds – geplaatst met goedkeuring van de persoon in kwestie)
Over uitstelgedrag gesproken…wanneer noemen we dat eigenlijk disfunctioneel of pathologisch? Ik zat deze week voor mijn scriptie, om de studie – echt bijna ten einde – af te ronden. Een vriendin schetste – op whatsapp – een plaatje waarbij ze wat gerommeld had met haar lover achter de hortensia in de voortuin. Ik zag het voor me. Mijn brein laat dan Tol Hansse oppoppen, met zijn “Achter de rondonderron.” Uitwisselbare planten. Ik denk dat mijn hele associatieve talent voortkomt uit de behoefte om geen taakjes uit te voeren op de momenten dat er tijd voor ingepland is. Puur aangeleerd gedrag. Ik keek het liedje van Tol met bijbehorend filmpje op YouTube. Absurd natuurlijk. Leefde ik in die tijd? Man oh man..Ik zong dit vroeger mee… Ik klikte gelijk maar het hele arsenaal van Tol Hansse aan. Er is ook een dansje bij het liedje “Hoofdpijn, reumatiek”, waarbij de achtergronddanseressen eerst bokkensprongen maken en daarna een gechoreografeerd dansje inzetten, waar hij – in het refrein – moeiteloos invoegt. Was dit echt het beste wat er was op dat moment? Een dansende – op het niveau van Kinderen voor Kinderen in de beginjaren – Tol Hansse? Ik kijk zoiets dan ook nog een paar keer en voel steeds dieper de plaatsvervangende schaamte. Was dit echt? Ja was echt. Volgende filmpje. Ik eindigde met “Big city”, wat eigenlijk best een tophit is. En dan een uur verder zijn, zonder één woord aan de scriptie te hebben toegevoegd.
Diezelfde dag hoor ik een raar piepje op mijn telefoon. Kennelijk hoort dat geluid bij een berichtje wat ik binnenkrijg via messenger. Bijna niemand stuurt me berichtjes via messenger en deze persoon kende ik niet hoewel zijn naam me vaag bekend voorkwam. Het was een vraag om “een gesprekje” zoals ik dat vaker krijg. “Mag ik misschien een keer met je praten?” Meestal is dat via via. Deze was via via via via. Maar ook goed. Ik stuurde mijn telefoonnummer zodat we even konden bellen. Meteen nu dan maar, dan had ik weer even uitstel van het taakje.
“Hoi, je had me een berichtje gestuurd via messenger; waar gaat het over?”
“Weet je wel wie ik ben?” vroeg een mannenstem
Ehm..aparte draai. Van mijn à propos. Radartjes gingen draaien maar er kwam niks zinnigs boven. Dan maar wat gokken..
“Ben je arts?” (ik zit nu eenmaal in die hoek)
*Stilte*
“Arts? Nee”
Raar gesprek werd dit. Moest ik gaan raden ofzo?
“Nee sorry, dan weet ik het niet”
*Stilte*
“Ik ben best wel bekend en beroemd namelijk”
Ik typte intussen zijn naam in op Google. Oh ja! Hij! Nou leuk, kom maar door! Wat is de vraag? Een gesprekje? Gaan we doen! Gelijk plannen. Misschien goede verhalen maar sowieso afleiding van hetgeen ik gepland had staan die dag. De scriptie uiteraard.
Hij wilde naar mijn kantoor komen. Maar ik heb helemaal geen kantoor. Ik heb een keukentafel. En een werkplek in het ziekenhuis maar daar zijn ze wat voorzichtig nu in verband met corona dus liever zo min mogelijk mensen daar. Hij was bereid te komen naar mijn keukentafel. Voor een gesprekje. Hij zocht “iets systemisch” en die twee woorden vatten mijn expertise best wel samen.
We namen plaats aan de keukentafel. Of ik wel eens vaker met het bijltje had gehakt wat betreft beroemdheden? Ik onderdrukte een schaterlach om die onderstreping van zijn belangrijkheid. “Nee, nee; je bent de eerste beroemdheid met wie ik zo’n gesprekje voer. ”Dat vond hij maar zorgwekkend, een soort proefkonijn zijn. Wenkbrauwen fronsten. “Gaat het specifiek over issues met betrekking tot je beroemd zijn?” vroeg ik. Nee toch? Nou dan. Laten we starten.
Er kwam een vaag verhaal; heel mooi, samenhangend, zeker volledig maar niet kloppend. Ik bleef naar hem kijken hoe hij als een acteur – wat-ie overigens niet is – zijn verhaal neerzette zonder dat het ergens geloofwaardig werd. “En wat is je vraag aan mij?” Ik zocht naar een opening om ergens wat meer de diepte in te gaan, voorbij het oppervlakkige impressionisme. Hoe mooi het verhaal ook was, ik vond het moeilijk mijn aandacht erbij te houden. Maar die vraag leverde niets op; de vraag aan mij klopte ook niet. Ik hoorde in gedachten de mensen in de opleiding tegen me praten: “Wat is je innerlijke dialoog Carina? Gebruik deze in het gesprek” Oh ja, innerlijke dialoog…
“Als ik je even mag onderbreken…- ik zocht naar woorden – ik heb het idee dat wat je me vertelt niet klopt. Dat het hier niet om gaat, dat belangrijke zaken worden achtergehouden ofzo en ik blijf maar nadenken waarom je dat doet, waardoor ik niet meer goed kan luisteren”
*stilte*
“Hoe bedoel je?” Irritatie in zijn stem. Even doorzetten maar. Beetje duidelijker.
“Nou het heeft alleen maar zin, dit gesprek, als je volkomen VOLKOMEN eerlijk bent. Niks verzint, nergens over liegt, hoe sociaal onwenselijk je gedrag en gedachten ook zijn. Ik ben immers niet je moeder, werkgever of date. Ik kan niks met bullshit. Als je tegen mij niet eerlijk bent, dan heeft dit hele gesprek geen zin, toch?”
Die laatste zin leek me het meest duidelijk en noodzakelijk. Ik dacht aan de opleiding en hoe “bullshit” in supervisie zou klinken wanneer ik dit zou noemen als woordkeuze. Labels…zo zal de innerlijke dialoog wel niet bedoeld zijn.
Hij keek me voor het eerst vol aan. Ik keek terug. We zeiden zeker tien seconden niets. “Oké, zei hij, dit is het echte verhaal”. Het was een heel ander verhaal, wat wel klopte. De eerlijkheid ontroerde mij, zoals eerlijkheid mij altijd ontroert. Voorbij schaamte, voorbij nepheid. Het luisteren werd nergens meer gehinderd. Hoe meer hij vertelde, hoe meer ik hem werd. Beroemd of niet, het werd natuurlijk gewoon een ontmoeting. Het leven zat ‘m even tegen. En hij had iets niet handig gedaan. Welkom bij de club. De club waar we allemaal bij zitten, toch? Hij glimlachte op het einde. Bevrijd, labelde ik het. The truth will set you free.
“Dus je ziet wanneer iemand je bullshit probeert te verkopen?” Dezelfde glimlach en oogcontact.
“Nu wel, maar ik weet natuurlijk niet hoe vaak ik iets geloofd heb wat niet waar was en ik laat het ook wel eens gewoon bestaan trouwens. Meestal eigenlijk”
“Je zegt het dus niet altijd wat je nu zei?”
“Over die bullshit?”
“Ja”
“Nee..”
“Nou, ik vond het daardoor een heel zinnig gesprek. Blijf dat maar doen in al onze vervolggesprekken”
Ik trok de conclusie. Los van technieken heb ik dus het belangrijkste in de opleiding inmiddels geleerd. Die scriptie is gewoon voor de vorm. Een afrondingsritueel. Ik heb deze anderhalf uur essentiële dingen gedaan. Uitstellen van taakjes is dus soms een prima keuze. Dit was meer essentieel. Trouwens; appen met een vriendin en Tol Hansse kijken schaar ik ook onder essentieel. Daardoor begreep ik deze man die ook uit de Big City komt en nu – vrij vertaald – “eenzaam in zijn blote billen door het oerwoud wil gaan rillen”. Dat was mijn inspiratie om te zeggen dat hier al een liedje over is en dat dat eindigt in de waarheid als een koe namelijk “maar dat valt toch ook niet mee, Amsterdam holadiee” waardoor hij lachte. Voor het eerst in het gesprek. En relativeerde. Ook voor het eerst. Begint daar niet altijd de weg naar boven? De put uit. Humor is sowieso de enige fijne remedie om zo’n ego te laten kraken. En er kwamen krakjes. Niet makkelijk, als je beroemd bent en alle successen daarop zijn gebaseerd.
Of ik nog een tip voor hem had, voor “in de tussentijd dat ik je niet zie?” Hij was z’n veters aan het strikken van schoenen die-ie niet uit had hoeven doen. Hmm. Had ik dat? Er kwam niet gelijk een goeie oneliner bij me op. “Effe volhouwen maar!” zei ik.
“Ook een liedje?”
Geen idee. Ga ik googelen. Antwoord inmiddels: nee. Het kan niet altijd feest zijn.