Mijn laatste weekend ging in. Drie mensen realiseerden zich dat. Vier eigenlijk, als ik mezelf meereken. Roommate wilde graag de zaterdagavond met mij reserveren. We gaan zo pizza eten met de huisgenoten en daarna samen door naar een rooftop-party in een bar met de veelbelovende naam “the Sky bar”. Melissa claimde de zondagavond bij gebrek aan zaterdagavond-beschikbaarheid. En toen kwam Greg met een geheel vrijgehouden weekend inclusief vrijdagmiddag – “ik hoop niet dat je al andere plannen hebt voor het weekend?” Ehm…
Ik had van alles bedacht voor NY. Ik wist dat ik sowieso bij de lezingen mensen ging ontmoeten. Inspirerende mensen hoopte ik. Naast inspirerende kunst, inspirerende architectuur en een inspirerende omgeving. Stilte hoopte ik, in mijn uren door het park. Maar ik vond een “social life”. De stad als hoofdmaaltijd was fantastisch, maar de mensen waren de champagne, de wijn, het toetje en de slagroom op het toetje.
De taxichauffeur die me bij de aanvang van dit maandje afzette bij de flat in Harlem kwam uit India. Noord/oost India haastte hij zich erbij te zeggen. Heel anders dan de zuiderlingen kennelijk… Roommate komt uit Oregon maar haar ouders zijn Duits. Melissa kwam het zuiden en haar ouders zijn Schots. De Uber, die ik na een avondje uit deelde met een Russisch meisje, werd bestuurd door een Filippijn. Ik woonde in huis met een Mexicaanse “financial guy” en zijn Chinese vriendin. Oh en Greg…die had eerst in ander gedeelte van de Verenigde Staten gewoond maar woonde tot zijn 36e in Frankrijk. Geboren en getogen in Parijs. Met een overigens Nederlandse achternaam. Niet geheel toevallig is een gevleugelde uitspraak van New Yorkers: “We are all immigrants”. Ook dat hangt in bordjes in metro’s. Altijd waar, op de paar “native americans” na, die ik net weer niet heb ontmoet in dat maandje. De meeste mensen die ik sprak; in de bieb, in de lift, in coffeeshops of in winkels dachten dat ik uit Ierland kwam. Met stip op één als ik ze liet raden – wat een geliefd spel is van veel mensen hier. Zoals wij het contact openen met praten over het weer, openen zij het contact met vragen naar je afkomst. Ik praat kennelijk een soort onduidelijk Engels. Dat vermoed ik tenminste als ze met Iers op de proppen komen. Als ik hier ga wonen ben ik misschien geen Amerikaan, maar ik ben wel per direct een New Yorker. Prima mentaliteit!
Mijn tijd zit er bijna op. Taak volbracht. Opgeladen. Klaar. Gestudeerd en geschreven. Inmiddels 191 kilometer van mijn schoenzolen afgelopen, zegt een iPhone app. Ze waren al oud en hoewel ze nog leven is elke vorm van vering eruit. Op deze olijfkleurige sneakers tezamen met mijn gele rugzak en bordeauxrode “velvet” jas liep ik door het filmset van Nicole Kidman heen. Een figurant zijn in een (mogelijke) kaskraker kan ik ook weer van mijn bucketlist afvinken. Maar ik heb niet alleen geconsumeerd. Laten we even stilstaan bij al mijn goede daden en bijdragen hier. Ik heb een paar dollar uitgedeeld om meth van te kopen, Roommate kon van mijn huurgeld haar gezichtshuid eraf laten slopen en ik heb mensen in de lift van de flat in Harlem het concept “koetjes en kalfjes” geleerd. Ik denk dat de flatbewoners na deze maand de verandering gewoon erin houden. Dat het gezellig wordt in alle vier de liften van het gebouw. Laatst openden zich de liftdeuren voor me en keek ik in een propvolle lift. Naast een stuk of acht mensen, stonden er twee wasmanden en een fiets rechtop in. Ik wilde ‘m al laten gaan totdat ik hoorde: “That’s the talkative sister I told you about, Bro! Come in!” ‘Hi’ zei ik. How you doin’, zei de rest. Een complete cultuurverandering, in maar tien minuten per dag, is dus goed mogelijk.
En voor iedereen die denkt dat ik nu wat makkelijk om ga met cultuurverschilletjes: bepaald niet. Bepaald niet! Ik heb het eerder overbrugd: culturele afstanden.
Ik vind dat ik recht van spreken heb na bijna twintig jaar samenwonen met een Limburger. Tuurlijk waren er taalproblemen maar wij hebben – als familie – al die rare woorden destijds omarmd. En al noemen we het zelf nog steeds geen “schóttelslet” (duizend-dingen-doekje) of de “rode klats” (menstruatie): we snappen het wél. Cultuurverschillen overbruggen is ook een kwestie van mentaliteit, zeg ik altijd maar.
Dat kennen ze trouwens niet hier: het duizend dingen doekje. Een groot gemis. Misschien stuur ik er één op naar Roommate. Misschien ga ik het zelf wel brengen…of in ieder geval denken dat ik dat ga doen. Ik ben al heel lang klaar met afscheid-voor-altijd. Ik hou graag het sprookje levend dat het leven nog heel lang duurt en dat overal genoeg tijd voor is. Dat ik altijd weer terugkom- of ga. Alleen of met geliefden. We zullen zien. Maar ik nam ze sowieso al mee; de mensen waarvan ik houd. Iedere dag en iedere wandelmeter. Want zoals Paolo Freire – systeemtherapeut – treffend zei: “No one goes anywhere alone. Not even those that arrive fysically alone, unaccompanied by family, spouse or children. We have been transfixed by our roots and we carry that with us.” Je draagt altijd met je mee wie en wat je veranderde tot wie of wat je nu bent, zegt hij. Zo voelde het ook. Alleen was ik nooit.
Over vijf dagen naar Rotterdam. Mijn stad. Mijn thuis. Als men voor NY aan mij vroeg of ik een Rotterdammer was dan zei ik altijd – verontschuldigend – ‘Ik voel me er wel één maar ik ben ergens anders geboren en getogen’. Waar sloeg dat ooit op? Ik woon er potverdorrie zo’n dertig jaar. Dertig! En daarvoor woonde ik vijftien kilometer verderop. Het slaat echt nergens op. Waar een mens woont, daar woont-ie en de stad of het dorp: dat ís-ie. Vanaf nu ben ik Rotterdammer. We zijn allemaal wel een keer verhuisd. En we zijn allemaal immigranten.